denkend aan Marsman
Verscholen – achter een in het slot geworpen deur
gepoetste bel, dichte vitrage – de gebreken;
herinnering aan slapen in een violette geur
na twintig eeuwen ademloos verstreken
nooit werd Zeist tot toevluchtsoord, een thuis
nooit liet het dorp hem los, of zelfs maar vieren
zo werd – haast ondraag’lijk – de tempel een kruis
zag hij een Holland met bredere rivieren
Mijn dorp, ik ben uw dorre tucht
– dat naar gladgestreken plooien streven –
in wrok en ongemak ontvlucht
terwijl het voelt alsof ik door u ben verdreven
– en onder die afstand daag’lijks zucht –
heb ik er luidkeels overheen geschreven
”Groots en meeslepend wil ik leven!”
Fred Penninga (1945)
In het kader van de Poetische wandeling door Zeist met Henjo Hekman
